Er is maar één God
Het laatste stukje eindigde ik o.a. met de onderstaande tekst, over deze tekst valt nog veel meer te vertellen.
Marcus 12:30 En u zult Jahweh, uw God, liefhebben met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht. Dit is het eerste gebod. 31 En het tweede, hieraan gelijk, is dit: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Er is geen ander gebod groter dan deze. 32 En de schriftgeleerde zei tegen Hem: Juist, Meester, U hebt naar waarheid gezegd dat God één is, en er is geen ander dan Hij.
Uit dit stuk blijkt heel duidelijk wat we God moeten liefhebben met heel ons hart, ziel en verstand. Daarnaast moeten wij onze naasten liefhebben als onszelf (Zie vorig artikel). Om vervolgens onduidelijkheid te voorkomen omtrent welke God je moet liefhebben word de tekst duidelijk afgesloten met dat er maar één God is, er is geen ander dan Hij.
Mensen creëren afgoden en hebben die dan vaak meer lief dan God. Dit blijkt regelmatig uit de haat die men vervolgens heeft tegen anderen die niet die (af)god dienen of op hun wijze en aanspreken met de door hen bepaalde naam. Het is eigenlijk allemaal maar heel simpel, er is maar één God. Het is de God die hemelen en aarde en ons gemaakt heeft.
Er is geen andere. De Bijbel spreekt ook vaak over dat die éne God de God is van Abraham, Isaac en Jakob. Daarnaast draagt Hij meerdere namen omdat Hij zich eigenlijk niet echt kan uitdrukken in één naam Hem juist benoemd. God spreekt daarom zelf ook meerdere malen van “Ik ben, Ik ben” omdat Hij er gewoonweg is, en altijd al was. Hij kent geen begin en geen einde. Zijn schepping in zekere zin kent in alles een begin en een einde. De schepping is ook een openbaring van wie God is, een beperkte openbaring want aan deze schepping zit een begin en een eind.
Als je God liefhebt en je vertrouwen in Hem stelt dan gaat God met je aan de gang waardoor je je denken mag veranderen/vernieuwen zodat je uiteindelijk ook je naasten gaat liefhebben zoals Hij dat ook doet. Dat vertrouwen stellen in Hem betekent wel dat je je moet overgeven aan Hem in vertrouwen. Dat kan best een leerweg zijn. God kan vanalles gebruiken om jou te leren dat vertrouwen in Hem te krijgen en Hij gebruikt ook allerlei zaken om je vertrouwen in andere dingen en afgoden langzaam af te breken. Zo krijgt ons zondige (doelloos) bestaan weer nut en een doel voor God, ondanks de zonden en de gevallen staat van deze schepping.
Maar hoe zit dat nou met niet christenen die ook geloven dat er maar één God is en met heel hun hart vertrouwen op God en Hem daadwerkelijk met hun hart liefhebben? Je kent ze misschien vast wel, mensen waarbij je ook een liefde naar de ander en een respect en onderwerping aan God ziet en proeft. Los van of ze van je eigen gemeente, kerk of leer zijn. Wat als zij niet belijdende christenen zijn, of geen christen in hun doen en laten naar de maatstaven die wij daaraan stellen? Is hun vertrouwen dan vergeefs en is hun God dan een afgod?
Daar komen we weer op het punt van oordelen, en vooral op basis van wat wij kunnen aanschouwen. God bepaald wie tot Hem behoren en weet wie werkelijk met hun hele hart op Hem vertrouwen en Hem alleen liefhebben. God kan namelijk het hart doorgronden en dit weten.
Het kan dus zo wezen dat je gelovigen treft die niet de juiste woorden of misschien zelfs niet het juiste boek hebben maar wel het juiste hart en dezelfde dingen leren van God zoals de meeste christenen, namelijk leren je oude leven, je ego af te leggen, deze wereld niet lief te hebben en vertrouwen niet stellen op zaken buiten God. En God lief te hebben met heel je hart, ziel en verstand en anderen als jezelf.
Het gaat namelijk bij de wet uit Mattheüs 12:30 niet om dat je hem leest en voor het uiterlijk je er zo goed mogelijk aan houd. Het gaat erom of die wet daadwerkelijk leeft in je hart. Het gaat er zelfs niet eens om of je besneden bent of je hebt laten dopen, het gaat erop of God je hart besneden heeft en Christus je gedoopt heeft met Geest.
Romeinen 2:13 Niet de hoorders van de wet zijn immers rechtvaardig voor God, maar de daders van de wet zullen gerechtvaardigd worden. 14 Want wanneer heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet zegt, zijn zij, hoewel zij de wet niet hebben, zichzelf tot wet. 15 Zij tonen dat het werk van de wet geschreven is in hun hart. Daar getuigt ook hun geweten van, en hun gedachten onderling beschuldigen of ook verontschuldigen elkaar. 16 Zo zal het gaan op de dag wanneer God de verborgen dingen van de mensen zal oordelen door Jezus Christus, overeenkomstig mijn Evangelie.
Romeinen 2:28 (HSV) Want niet híj is Jood (God lovende) die het in het openbaar is, en niet dát is besnijdenis die in het openbaar in het vlees plaatsvindt, 29 maar híj is Jood (God lovende) die het in het verborgene is, en dát is besnijdenis, die van het hart is, naar de geest, niet naar de letter. Zijn lof is niet uit mensen maar uit God.
Kolossenzen 3:23 (HSV) En alles wat u doet, doe dat van harte, als voor de Heere en niet voor mensen, 24 in de wetenschap dat u van de Heere als vergelding de erfenis zult ontvangen, want u dient de Heere Christus. 25 Maar wie onrecht doet, zal het onrecht dat hij gedaan heeft, terugkrijgen; en er is geen aanzien des persoons. (kijken naar uiterlijk vertoon)
Jakobus 2:1 (HSV) Mijn broeders, heb het geloof in onze Heere Jezus Christus, de Heere der heerlijkheid, zonder aanzien des persoons.
Marcus 1:7 (HSV) En hij (Johannes de Doper) predikte en zei: Na mij komt Hij (Jezus Christus) Die sterker is dan ik, bij Wie ik het niet waard ben neer te bukken en de riem van Zijn sandalen los te maken. 8 Ik heb u wel gedoopt met water, maar Hij zal u dopen met de Heilige Geest.
Kolossenzen 2:11 (HSV) In Hem bent u ook besneden met een besnijdenis die niet met handen plaatsvindt, door het uittrekken van het lichaam van de zonden van het vlees, door de besnijdenis van Christus.
Bij het leven van Jezus zien we veelvuldig terug dat Jezus de harten kan doorgronden van de mensen. Hij vindt geloof bij degene waarvan wij misschien op basis van uiterlijk zouden zeggen dat het ongelovigen zijn, namelijk bij hoeren, tollenaars en heidenen. Hij zoekt contact met ze en gaat zelfs bij ze eten wat niet in dank wordt afgenomen door degene die precies denken te vertellen wat God vindt en wil. Zo mogen we dus leren niemand meer te oordelen naar het vlees, en we mogen blij wezen dat er gelovigen broeders en zusters om ons heen zijn waarvan wij het misschien niet zouden verwachten.
We mogen iedereen liefhebben zoals God ook iedereen liefheeft, ook als iemand anders leeft en denkt. Zie diegene niet als vijand waardoor de relatie al bij voorbaat niet meer mogelijk kan zijn of worden. Want als iemand Christus (nog) niet kent ben jij misschien het stukje Christus wat het meest dichtbij komt.
Er is maar één God, maak daarom niet ruzie in discussies die meestal gaan over onze eigen afgoden of vastgelegde leer. Die vastgelegde leer wordt als snel zuurdesem en zorgt voor scheiding in het deeg dat één deeg, één geheel behoort te zijn zonder gebakken lucht. Dat desem (het Woord dat je van God ontvang) vastleggen en bewaren tot de volgende dag gaat ook stinken. Ga iedere dag opnieuw naar God voor vers brood uit de Hemel, kies niet voor tweedehands brood van mij of een ander. Dat is leer en doet altijd tekort aan wie God werkelijk is.
Als iemand dus zegt van God te houden, wees dan eerder blij daarom i.p.v. dat je ga toetsen met eigen kennis en inzicht of het wel dezelfde God is volgens onze standaarden, en of hij/zij wel leeft naar Gods wil volgens onze standpunten. Laat dat maar aan God over en heb diegene lief en daar waar nodig is zal God je vast wel op zijn tijd een woord of inzicht geven om aan die ander ites mee te geven in zijn wandel met God. En wie weet, als diegene niet Christus kent en dus zijn of haar vreugde nog niet volkomen is, mag diegene door jou liefde (die jij weer van Christus ontvangen hebt) Hem wel leren kennen.
1 Korintiërs 8:1 (HSV) En wat de afgodenoffers betreft: wij weten dat wij allen kennis bezitten. De kennis maakt opgeblazen, maar de liefde bouwt op. 2 En als iemand denkt iets te weten, dan heeft hij nog niets leren kennen zoals men behoort te kennen. 3 Maar als iemand God liefheeft, is hij door Hem gekend. 4 Wat dus het eten van afgodenoffers betreft: wij weten dat een afgod niets is in de wereld en dat er geen andere God is dan Eén. 5 Want al zijn er ook die goden genoemd worden, hetzij in de hemel, hetzij op de aarde (zoals er vele goden en vele heren zijn), 6 toch is er voor ons maar één God: de Vader, uit Wie alle dingen zijn, en wij voor Hem, en één Heere: Jezus Christus, door Wie alle dingen zijn en wij door Hem.
