Uncategorized

God oud vs God nieuw?

God verandert niet, net zoals Jezus nu en voor altijd dezelfde is, want zij zijn dezelfde persoon.

Jakobus 1:17 (HSV) Elke goede gave en elk volmaakt geschenk is van boven en daalt neer van de Vader der lichten, bij Wie er geen verandering is, of schaduw van omkeer.

Hebreeën 13:8 Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en tot in eeuwigheid.

Waarom lijkt het er dan wel soms op dat God erg veranderlijk is? Waarom lijkt Jezus totaal niet op de God in het oude Testament. De Ene God lijkt met allemaal wetten en regels, oordeel, donder en bliksem te komen terwijl de Ander komt met Zijn genade, de straf draagt, zonden vergeeft en niet toerekent en met hoeren en tollenaars aan tafel gaat zitten.

Waarom kwam God in het oude testament voor het Joodse volk met al die wetten, regels en offers als Hij wist dat ze ze toch niet konden houden en Hij uiteindelijk toch nog als mens zou moeten sterven om de boel recht te trekken? Had Hij dat niet beter gelijk kunnen doen? Had Hij zich niet beter gelijk kunnen openbaren aan de mens in plaats van zich te verstoppen in de tabernakel of tempel?

Abraham geloofde, en zijn zonen en kleinzonen ook zonder al die wetten en regels die hun nageslacht na hun tijd in Egypte wel kregen voorgeschoteld. Waarom bleef het daar niet bij en kwam God toch met de wetten en de tempeldienst etc.? Waarom was dat vrije geloof voor Abraham, Isaac en Jakob voldoende maar niet voor hun nageslacht toen ze Egypte uittrokken?

Abraham had trouwens wel een wet gekregen, of anders gezegd een opdracht, als teken van het verbond en dat was zichzelf en zijn nageslacht besnijden. Iets waarover in het nieuwe Testament wordt gezegd dat het niet uitmaakt of met besneden of onbesneden is… waarom gaf God dan toch zo’n opdracht als het later weer niets meer uitmaakt? Is die ene regel dan niet een onzinnige regel?

Waar ligt de nuance in dit verschil tussen God van het oude testament en die van het nieuwe?
Het punt ligt hem volgens mij vooral in het vurige verlangen van God om met ons weer in verbinding te komen. Net als toen Eva en Adam na te zondigen zich gingen verstoppen voor God terwijl Hij in de hof kwam in het verlangen met hen te wandelen. 
Het leven is verbonden zijn met de bron van het leven en dat is God. Ons doel is leven en wandelen met God, zonder die relatie zijn wij dood. Door het eten van de boom van goed en kwaad zou er dood komen, gescheidenheid van God en zou de mens dus zijn doel missen, namelijk leven met God. En dat doel missen is de zonden, want zonden is je doel missen.

Adam en Eva hadden zich uit schaamte verstop en zich bekleed met vijgen bladeren, de meest onpraktische open bladeren die je maar kan bedenken als je deze bijvoorbeeld vergelijkt met een bananenblad die mij al beter dekkend lijkt. Hun eigen bedekking voldeed dus niet aan de eisen. Maar aan wie zijn eisen voldeed deze niet? waren het de eisen van God?
God had helemaal geen eisen gesteld, Hij had al die tijd daarvoor vrolijk met hen gewandeld terwijl zij poedelnaakt waren. Zelf hadden ze door hun nieuwe slechte geweten (dat van goed en kwaad) zich die eis gesteld en bekleed, maar vonden vervolgens zelf dat het niet voldeed en daarom verborgen zij zich voor God.
En God?, die bleef hen roepen totdat zij tevoorschijn kwamen. Voor God was er geen probleem in het naderen tot Hem, en dat ondanks dat eten van die verkeerde boom. Het geweten van goed en kwaad zelf was het probleem geworden dat de dood bracht, het maakte hun met een slecht geweten onzeker waardoor zij hun doel miste (zonden), want zij verborgen zich en raakte zo gescheiden van God die vurig naar hem verlangde en met hen wilde wandelen.

Dus komt God met een oplossing, namelijk kleding die lang meegaat en beter bedekt, namelijk dierenhuiden. Ze nemen dit aan en vinden zo weer wat meer rust om voor God te staan omdat het God is die hun deze bedekking gaf. Want als het God het heeft gegeven moet het toch wel voldoen? Dit ondanks dat God helemaal nooit vroeg om zich te bekleden. Was er nu ineens een gebod gekomen omdat God hen te naakt vond? Nee, de bedekking is aangeboden door God omdat zij zich zelf te naakt vonden en God toch met hen wilde wandelen en zo die drempel die zijzelf hadden opgelegd wilde verlagen en wegnemen.

In dit oerprinciepe ligt de link naar alle wetten en regels en de tempeldienst bij Israël.

Het volk dat in vrijheid was raakte in hun verblijf in Egypte in slavernij. Ze werden niet alleen letterlijk slaaf, maar ook in hun geest. Je kunt de slaaf wel uit de slavernij halen, maar ga daarna maar eens proberen de slavernij uit de slaaf te halen.

De Israëlieten die vrij waren (zie Abraham, Isaac en Jakob en zijn zonen) die waren bevuild geraakt met de slavernij van Egypte. Het was een wereld vol afgoderij en verwrongen beelden van wie God is, of wie God allemaal wel niet is in meervoud en wat God wel niet allemaal eist om tevreden gesteld te worden.  Het was een plek waar men beelden van God maakte en waar men priesters had aangesteld die bemiddelde tussen de “gewone” mensen en de goden met allerlei regels, wetten en offerdiensten.

En dat terwijl God niet tevreden gesteld hoefde te worden in Egypte. Voor de Joden niet maar ook niet voor de Egyptenaren. Al deze Godsdienst was een uitvinding van hun eigen slechte geweten en ondanks een poging het geweten te sussen nooit voldoende en zeker niet door Gods kant gevraagd.

Hebreeën 10:4 (HSV) Want het is onmogelijk dat het bloed van stieren en bokken de zonden wegneemt. 5. Daarom zegt Hij bij Zijn komst in de wereld: Slachtoffer en graanoffer hebt U niet gewild, maar U hebt voor Mij een lichaam gereedgemaakt. 6. Brandoffers en offers voor de zonde hebben U niet behaagd.

Mattheüs 12:6 (HSV) Ik zeg u echter dat hier Iemand is Die meer is dan de tempel. 7. Maar als u geweten had wat het betekent: Ik wil barmhartigheid en geen offer, dan zou u de onschuldigen niet veroordeeld hebben. 8. Want de Zoon des mensen is Heere, óók van de sabbat.

Door het slechte geweten dat door goed en kwaad was ontstaan had men goddienst gedacht op basis van een beeld van God wat helemaal niet overeenkomt met wie God is. Men was zo slaaf geworden van hun eigen geweten en van hun godsbeeld, een boze God die kwaad is en gediend moet worden als een of andere Heer (Baäl). God die gewoon een relatie wilde op basis van liefde werd door het menselijke geweten gemaakt tot een Heerser, exact wat de naam Baäl betekend.

Hosea 2:15 Op die dag zal het gebeuren, spreekt JAHWEH, dat u Mij zult noemen: mijn Man, en Mij niet meer zult noemen: mijn Baäl!

Maar God bevrijdde Zijn volk uit Egypte en bracht ze zo uit de slavernij naar de woestijn tot aan de berg Sinaï. En daar openbaarde God zich aan alle Israëlieten zodat zij rechtstreeks uit Zijn mond de Woorden van verlossing en liefde mochten horen. Hij zocht de verbinding met Zijn volk en verlangde ook die verbinding van hen onderling.

Hij kwam met de wetten die hen zouden bevrijden van wat nou goed of kwaad zou zijn. Ze brachten heel simpel een aantal regels waarin alles behandeld zou zijn wat de mens zich zou kunnen afvragen over wat goed is en wat kwaad is zonder allemaal onzin, gebruiken en gedoe eromheen.

Het bracht het vurige verlangen van God naar buiten die ernstig de verbinding zocht met hen. Daarom vroeg Hij om Hem lief te hebben met heel hun hart, ziel, kracht en verstand, maar ook hun naasten als hunzelf. Dit vroeg Hij zodat alles en iedereen op gelijk niveau zou komen met God. In het liefhebben van Hem en iedereen die door Hem gemaakt is en Hij dus ook liefheeft. Deze eenheid is het doel en verlangen van God. Geen onderwerping aan Hem als een boze onderdrukker die zijn onderdanen onderdrukt en boven hen gaat staan, maar als een liefdevolle man of vader die alles wil brengen tot een volmaakte eenheid in Hem omdat alles met Hem is zonder scheiding, zonder verstoppen of bedekking.

1 Korinthe 15:28 En wanneer alle dingen aan Hem onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon Zelf Zich onderwerpen aan Hem Die alle dingen aan Hem onderworpen heeft, opdat God alles in allen zal zijn.

Maar de Israëlieten die nog altijd slaaf waren van de godsbeelden die ze in Egypte hadden opgedaan werden bang voor God op basis van dat denkbeeld en durfden niet te luisteren naar wat Hij nou eigenlijk echt te zeggen had. Ze wilde iemand tussen hen en God hebben zoals de priesters dat waren in Egypte. Ze zochten dus een bedekking tussen God en henzelf.

Exodus 20:18 (HSV) En heel het volk was getuige van de donderslagen, de bliksems, het bazuingeschal en de rokende berg. Toen het volk dit zag, sidderden zij en bleven op een afstand staan. 19 Zij zeiden tegen Mozes: Spreekt ú met ons, dan zullen wij luisteren, maar laat God niet met ons spreken, anders sterven wij. 20 Mozes zei tegen het volk: Wees niet bevreesd, want God is gekomen om u op de proef te stellen en opdat de vreze voor Hem u voor ogen staat, opdat u niet zondigt. 21 Het volk bleef op een afstand staan, maar Mozes naderde tot de donkere wolk, waar God was. 22 Toen zei de HEERE tegen Mozes: Zo moet u tegen de Israëlieten zeggen: U hebt zelf gezien dat Ik met u vanuit de hemel gesproken heb.

Maar hadden ze dan een reden om bang te zijn? Zouden zij gestorven zijn als God met hen was blijven spreken? Tuurlijk niet, God zocht niet hun ondergang want anders had Hij ze wel in Egypte of de zee al laten omkomen. Hij zocht contact met hen zodat zij in het doel zouden wandelen waarvoor zij geschapen zijn, namelijk leven en wandelen met Hem. Dat doel missen is de zonden, en Mozes benadrukt ook dat dit Gods doel was, zodat zij niet meer in de zonden zouden zijn van het missen van hun doel. Het doel dat nu voor hen op de berg openlijk met hen sprak.

Maar hadden ze niet een klein beetje een reden om bang te zijn omdat God zo donderde op de berg met bliksem en geweld? Dat ligt helemaal aan je Godsbeeld, want denk je dat God komt met vuur en donder omdat Hij zo vol oordeel is wat eruit moet? Of zie je hierin het vurige verlangen van God die de verbinding zoekt met ons, zoals een wolk zijn spanning opbouwt en ontlaadt in een verbinding met de aarde. Zo kwam op die berg Gods opgebouwde verlangen eruit in de verbinding die Hij vond met Zijn volk. Het kwam er als een ontlading uit als donder en bliksem van vurige liefde en verlangen met woorden die eenheid en verbondenheid zouden brengen.

Maar het volk had een ander beeld van God door de afgoden van Egypte, zij interpreteerde het als oordeel en verlangde terug naar de werkwijze van Egypte waar een priester tussen hen en de goden instond. Iets wat herkenbaar en veilig is, een gewoon mens die is aangesteld voor deze taak. Iets wat veel pijn doet bij God die niet wil communiceren via een ander maar rechtstreeks. Net zoals geliefden op aarde liever elkaar rechtstreeks zouden willen spreken en voelen in plaats van via een ander of de postbode.

Maar die angst voor de donder en bliksem is niet iets wat helemaal niet nieuw is voor ons als Germanen, want wij hadden hier de angst voor Donar, de God van de donder. En net zoals wij nu als Christenen de gewoonte hebben niet Gods naam uit te spreken, net zoals de Joden ook Gods naam niet uitspreken uit angst, wat verward wordt met eerbied, zo is er op een of andere manier ook nog altijd op de Veluwe de “eerbied” voor de donder en mag die naam of dat woord niet uitgesproken worden.

Voor veel zware kerken in de Biblebelt die het woord donder niet willen uitspreken is God ook een dondergod waar je bang voor moet zijn, eigenlijk te vergelijken met het volk Israël bij de berg. Er is dus niets nieuws onder de zon zou Prediker zeggen, toen niet, bij de Germanen niet en nu nog niet. Het was er toen en is er nu weer opnieuw.

Wij mensen zijn slaaf van onze slechte geweten dat scheiding brengt tussen God en ons, en dus de dood en zonden. Het vervormd ons godsbeeld tot iets wat het niet is, tot iets waar wij niet tot durven te naderen zonder bedekking in vorm van religie met regels, offers, gewoontes en tussenpersonen.

En daar zit nu net het punt waarom God dus kwam met wetten, gebruiken, offers en tempeldienst. Dit waren de gebruiken die de Joden gewend waren vanuit Egypte om de afgoden daar tevreden te stellen. Op die manier konden zij het denkbeeldige beeld van God tevreden stellen en dus tot hem naderen. En God die dus zo vurig verlangde naar verbinding met hen als een wolk die zijn bliksem kwijt moet naar de aarde, zo kwam God dus met dat wat het volk nodig achtte om tot Hem te komen. Exact zoals de bedekking die God aan Adam en Eva gaf die zij zelf hadden ingesteld als iets dat “nodig” was. God kwam met een bedekking, zoals ook in Korinthe wordt besproken. Iets wat tijdelijk is en zeker niets iets wat God wil. Hij wil naar dat onbedekte terug.

2 Korinthe 3:14 (HSV) Maar hun gedachten werden verhard, want tot op heden blijft diezelfde bedekking bij het lezen van het Oude Testament, zonder te worden weggenomen. Die bedekking wordt tenietgedaan in Christus. 15. Ja, tot op heden ligt er, wanneer Mozes gelezen wordt, een bedekking op hun hart. 16. Maar wanneer het zich tot de Heere bekeert, wordt de bedekking weggenomen. 17. De Heere nu is de Geest; en waar de Geest van de Heere is, daar is vrijheid. 18. Wij allen nu, die met onbedekt gezicht de heerlijkheid van de Heere als in een spiegel aanschouwen, worden van gedaante veranderd naar hetzelfde beeld, van heerlijkheid tot heerlijkheid, zoals dit door de Geest van de Heere bewerkt wordt.

God komt dus met alles wat het volk in slavernij gewend was om zo toch verbinding te krijgen, en hen zo tijdens hun wandelen met Hem in de woestijn verder te helpen te ontsnappen en los te weken van die slavernij die nog in hun denken en hun hoofd zat.

En dat verlangen is iets wat tot volle uiting komt bij Jezus Christus die het werkelijke hart en verlangen van God naar ons tot openbaring bracht. Want God zocht zo die verbinding met ons dat Hij de mens aanstelde tussen Hem en ons zoals de Joden ook Mozes aanstelde als persoon tussen Hem en het volk. God koos niet zomaar een mens als tussenpersoon maar koos ervoor om zelf als mens naar de aarde te gaan om zo openlijk Zijn Genade en Liefde te tonen. Hij droeg openlijk de straf die wij op de zonden hebben gezet om zo de bedekking (het tussenhangsel) weg te nemen. God kwam niet om te oordelen, de mens is het die oordeelt. God kwam om dat oordeel te dragen wat wij aan God hadden toegeschreven. God de Vader oordeelt niemand, de Zoon ook niet. De mens oordeelt door het slechte geweten van goed en kwaad en God kwam dat oordeel op zich nemen om zo ruimte te geven voor ons slechte geweten zodat wij terug zouden keren tot Hem.

Johannes 5:22 (HSV) Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft heel het oordeel aan de Zoon gegeven.

Johannes 8:15 (HSV) U oordeelt naar het vlees, Ik oordeel niemand.

Hebreeën 10:19 (HSV) Omdat wij nu, broeders, vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, 20. langs een nieuwe en levende weg, die Hij voor ons heeft ingewijd door het voorhangsel, dat is door Zijn vlees, 21. en omdat wij een grote Priester hebben over het huis van God, 22. laten wij tot Hem naderen met een waarachtig hart, in volle zekerheid van het geloof, nu ons hart gereinigd is van een slecht geweten en ons lichaam gewassen is met rein water.

En Hij droeg het openlijk aan het kruis om zo voor ons geweten alle redenen weg te nemen om toch van Hem weg te blijven. Hij kwam ons reinigen van dat slechte geweten met het ultieme offer. Het gaat er dus niet om in wat je doet of geloofd, het gaat erom dat je daadwerkelijk zelf persoonlijk tot God nader in vrijheid van hart en leven hebt. Niet langer slaaf van de zonden die je van je doel (God) afhoudt met een of ander tussenritueel, tussenpersoon of andere bedekking.

Johannes 5:39 (HSV) U onderzoekt de Schriften, want u denkt daardoor eeuwig leven te hebben, en die zijn het die van Mij getuigen. 40. En toch wilt u niet tot Mij komen opdat u leven hebt.

Daarom vond Hij genoegen in het verbrijzelen van Hemzelf aan het kruis, als een bliksem die volledig ontlaadt in verlangen naar en liefde. Op de berg schrok Hij het volk af met Zijn machtige stem dus koos Hij in alle nederigheid ervoor te zwijgen als een lam om zo toch de verbinding te vinden met Zijn volk en daarmee de gehele schepping.

Jesaja 53:7 (HSV) Toen betaling geëist werd, werd Híj verdrukt, maar Hij deed Zijn mond niet open. Als een lam werd Hij ter slachting geleid; als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed Hij Zijn mond niet open. 8. Hij is uit de angst en uit het gericht weggenomen, en wie zal Zijn leeftijd uitspreken? Want Hij is afgesneden uit het land van de levenden. Om de overtreding van mijn volk is de plaag op Hem geweest. 9. Men heeft Zijn graf bij de goddelozen gesteld, en Hij is bij de rijke in Zijn dood geweest, omdat Hij geen onrecht gedaan heeft en geen bedrog in Zijn mond geweest is. 10. Maar het behaagde de HEERE (Jahweh) Hem te verbrijzelen, Hij heeft Hem ziek gemaakt. Als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zal Hij nageslacht zien, Hij zal de dagen verlengen; het welbehagen van de HEERE (Jahweh) zal door Zijn hand voorspoedig zijn.

Mijn conclusie, God is dus uiteraard hetzelfde en onveranderlijk, in het oude testament en in het nieuwe. Maar de mens lijkt nogal een veranderlijk beeld te hebben van God, en God kan zich elke rol aandoen, zelfs die van een gewoon mens, om maar zo te helpen ons geweten te sussen en zo contact met ons te vinden. Zo heeft God vele gezichten naarmate de mens daar God zoekt. Zo lijkt het erop dat God Zich went tot dat waar de mens Hem zoekt zodat zij Hem vinden, en waarna Hij langzaam probeert het denken van de mens te veranderen naar Zijn werkelijke beeld en gelijkenis wat uiteraard altijd anders is dan de mens op dat moment bedenkt en verwacht van God.

Psalm 139:7–10 “Waar zou ik heen gaan, weg van uw Geest? Waar zou ik heen vluchten, weg van uw aanwezigheid? Al steeg ik op naar de hemel – U bent daar; al daalde ik af in het dodenrijk – U bent daar.”

Op dezelfde wijze bracht Paulus het evangelie, exact na het voorbeeld van God. Paulus was Jood voor de Jood en een Griek voor de Griek. Hij was vrij en at vlees dat aan afgoden was geoffert en zag alle dagen gelijk aan elkaar zonder wetten en regels, maar hij was toch onder de wet voor hen die onder de wet zaten. Hij zwak voor hen die zwak zijn, en sterk voor hen die sterkte zochten.

1 Korintiërs 9:19 Want terwijl ik vrij ben van allen, heb ik mijzelf toch voor allen tot slaaf gemaakt om meer mensen te winnen. 20 En ik ben voor de Joden geworden als een Jood, om Joden te winnen. Voor hen die onder de wet zijn, ben ik geworden als onder de wet, om hen die onder de wet zijn te winnen. 21 Voor hen die zonder de wet zijn, ben ik geworden als zonder de wet – hoewel niet zonder de wet van God, want ik sta onder de wet van Christus – om hen te winnen die zonder de wet zijn. 22 Ik ben voor de zwakken geworden als een zwakke, om de zwakken te winnen. Voor allen ben ik alles geworden, om in ieder geval enigen te behouden. 23 En dit doe ik ter wille van het Evangelie, opdat ik daarvan ook zelf deelgenoot zou worden.

We zien dit ook terug als Paulus naar de heidenen gaat en wel naar de stad Athene in Griekenland. Daar waar het helemaal volstond met afgoden maar Paulus ze niet begon kapot te maken en de strijd aanging om eens even goed de waarheid te vertellen wat betreft afgoderij.
Paulus zocht in de liefde een opening in hun goddienst en complimenteerde hen zelfs met de opmerking dat zij “zeer godsdienstig” waren en bevestigd hen dat zij eigenlijk zonder dat ze het door hebben al God dienen en in Hem bewegen en leven zoals ook hun dichters al doorhadden. Hij benaderende hen op basis van het altaar dat was opgericht aan de onbekende god en zocht naar een methode de bedekking weg te nemen en hen zo God te openbaren. En als zij God openbaar zouden zien zouden zij kunnen naderen tot het Leven vanuit de dood waarin zij door die bedekking waren.

Handelingen 17:22 (HSV) En Paulus, die midden op de Areopagus stond, zei: Mannen van Athene! Ik merk dat u in alle opzichten zeer godsdienstig bent. 23. Want toen ik de stad doorging en uw heiligdommen bekeek, trof ik ook een altaar aan waarop het opschrift stond: AAN EEN ONBEKENDE GOD. Deze dan, Die u dient zonder dat u Hem kent, verkondig ik u. 24. De God Die de wereld gemaakt heeft en alles wat daarin is, Deze, Die een Heere van de hemel en van de aarde is, woont niet in tempels die met handen gemaakt zijn. 25. Hij wordt ook door mensenhanden niet gediend alsof Hij iets nodig heeft, omdat Hij Zelf aan allen het leven, de adem en alle dingen geeft. 26. En Hij maakte uit één bloed heel het menselijke geslacht om op heel de aardbodem te wonen; en Hij heeft de hun van tevoren toegemeten tijden bepaald, en de grenzen van hun woongebied, 27. opdat zij de Heere zouden zoeken, of zij Hem misschien al tastend zouden mogen vinden, hoewel Hij niet ver is van ieder van ons. 28. Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en bestaan wij; zoals ook enkelen van uw dichters gezegd hebben: Want wij zijn ook van Zijn geslacht. 29. Wij nu, die van Gods geslacht zijn, moeten niet denken dat de Godheid gelijk is aan goud, zilver of steen, een product van de kunstzinnigheid en gedachten van een mens. 30. God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden van de onwetendheid, nu overal aan alle mensen dat zij zich moeten bekeren, 31. en wel omdat Hij een dag vastgesteld heeft, waarop Hij de wereld rechtvaardig zal oordelen door een Man Die Hij daartoe aangesteld heeft. Daarvan heeft Hij aan allen het bewijs geleverd door Hem uit de doden te doen opstaan. 32. Toen zij nu over de opstanding van de doden hoorden, spotten sommigen daarmee. En anderen zeiden: Wij zullen u hierover nog wel eens horen. 33. En zo is Paulus uit hun midden weggegaan.

God staat dus vast, maar de vorm waarin Hij Zich bekend maakt hangt dus af van in welke vorm wij Hem zoeken en wat wij als eis stellen om tot Hem te naderen. God laat zich vinden in die vorm of zal ons denken veranderen zodat de bedekking weggenomen kan worden. Hij ziet ons hart en weet of iemand met zijn religie en godsdienst iets voor zichzelf zoekt of echt God zoekt.

Romeinen 8:26 (HSV) En evenzo komt ook de Geest onze zwakheden te hulp, want wij weten niet wat wij bidden zullen zoals het behoort. De Geest Zelf echter pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. 27. En Hij Die de harten doorzoekt, weet wat het denken van de Geest is, omdat Hij naar de wil van God voor de heiligen pleit.

Hoe ziet dat vernieuwen van denken er dan uit? Een simpel voorbeeld is een kind dat voor het eerst leert om een potlood vast te houden. Dat is als ouder iets om blij mee te zijn en trots op te zijn. Als je vervolgens als ouder het kind leert tekenen van bijvoorbeeld een huis, dan kom je niet met een uitgebreid architectonisch voorbeeld aan waarin ieder detail aanwezig is, maar met een simpel voorbeeld van een vierkantje met een driehoek erbovenop.  Een architectonisch voorbeeld kan het kind niet aan, net zoals de Israëlieten God op de berg niet aankonden en een simpelere vorm gingen zoeken en vragen.

En als het kind vervolgens leert te tekenen en voor het eerst op die manier de wereld die hij kent op papier zet, het huis waarin hij woont, of de boom in de tuin, of pappa of mamma. Dan is dat gezien vanuit de ogen van het kind echt het huis, de boom of pappa of mamma wat op papier is gezet. Het evenbeeld is totaal gelijk in zijn ogen terwijl een volwassen buitenstaander toch even geholpen moet worden om te herkennen om wie of wat het hier gaat. Net zoals de tekening van het huis voor een architect totaal niet de details zou gaan geven die hij nodig heeft mocht hij dat beeld vanuit het kind gezien in het echt zou willen verwezenlijken.

Toch is de tekening gezien de leeftijd knap en voor de ouder iets moois om te zien. Dat mooie gaat op dat moment zelfs op de koelkast om door iedereen gezien te worden. Is dan die tekening echt mooi? Ja en nee. 
Met de oog op de leeftijd is het iets moois, zeker voor het kind en de ouder zelf. Maar als datzelfde kind verder ontwikkeld en op zijn 30e met dezelfde tekening aankomt krijgt het geen plek meer in de categorie “mooi” en “knap” en op de koelkast omdat dan de ontwikkeling iets heel wat mooiers kan en zal voortbrengen. Zo kunnen nu in je leven dus dingen heilig zijn en van God lijken die later in je leven totaal niet meer die lading zullen dekken en dragen en nog weinig met het dienen van God van doen blijken te zijn.

Op dezelfde wijze mogen wij dingen in onze schepping zien en ontdekken die wij voor de eerste keer enorm mooi en indrukwekkend vinden, maar naar maten we er aan gewend raken gaat dat enorme en indrukwekkende er langzaam vanaf en zien wij de schoonheid niet meer. Dat is zodat wij niet blijven bij de schoonheid en indrukwekkendheid van de schepping die door God is gemaakt, maar dat we verder gaan zoeken naar Hem daarachter om zo de volgende openbaring en het volgende indrukwekkende “wauw” gevoel te krijgen van wie of wat God wel niet voor ons in petto heeft. We moeten het beeld van het schepsel verwisselen voor de schepper in plaats van andersom.

Is het de vorm waarin God Zich aan ons bekend maakt dan goed of fout? Dat ligt er helemaal aan in welke verwachtingen je God zoekt en in welke groei je zit in je relatie met Hem. Het ene is dus niet beter dan het ander, het gaat erom bij welke vorm of welk godsbeeld je kiest te blijven hangen terwijl je verder mag gaan in de levende relatie en wandel met God.

God verandert dus niet, maar wij veranderen door God en zo vormt Hij Zich mee daarin van openbaring naar openbaring. Van een mooie tekening naar een mooiere tekening. Van iets wat een huis moest voorstellen naar iets waar een bouwer wat mee kan en je dus een architect bent geworden. Precies zodat wij het kunnen verdragen en begrijpen en het tot nut wordt en is in ons leven en het grote geheel.

Je blijft dan niet als kind bewust eeuwig hangen in die ene tekening, tezamen met hen die dat ook een prettig en behapbaar beeld van de wereld vinden? Blijven bij een verzonnen godsbeeld met allerlei bedenksels en leer van mensen wat in feite niet meer is dan een simpele kindertekening zonder veel details en diepgang? Iets wat misschien niets meer is dan godsdienst vanuit een slecht geweten waarin niet werkelijk tot God wordt genaderd?

De Joden mochten God rechtstreeks aanschouwen en vielen daarna terug op een zelf gemaakt beeld van God, een gouden kalf, en dat frustreerde God vrij hevig waardoor Hij terug moest vallen op dat niveau van Godsdienst met wetten, regels en offers etc.

Als je eenmaal bij dat mooie schilderij bent, dan ga je toch niet terug naar die simpele tekening? En als je de werkelijkheid mag aanschouwen, dan blijft je toch niet staren naar slechts een schilderij of een foto ervan?

Misschien kan het wel in uiterlijke vorm, zoals in het geval van Paulus, om neer te zitten bij degene die echt denkt dat dat is wie God is om zo een opening te vinden. Dan is het het aanpassen van de vorm om slaaf te zijn voor de slaven, een Griek voor de Grieken en een Jood voor de joden om ze zo te brengen tot wie God werkelijk is.

Zoals en ouder die bij zijn kind gaat zitten en bevestigd dat het mooi is, maar dat niet blijft doen als datzelfde kind tot zijn 30e exact hetzelfde niveau blijft tekenen. Dat zou bij de ouder met al zijn inzet tot opvoeden tot frustraties leiden. Dat gevoel kende Paulus ook en dat laat hij ook duidelijk blijken met frustratie zoals bij de Korintiërs die maar kind bleven en niet volwassen werden.

1 Korintiërs 3:1 En ik, broeders, kon tot u niet spreken als tot mensen die geestelijk zijn, maar als tot mensen die nog vleselijk zijn, als tot jonge kinderen in Christus. 2 Ik heb u met melk gevoed en niet met vast voedsel, want u kon dat nog niet verdragen; ja, u kunt dat ook nu nog niet,

Wandel jij ook met God door de woestijn om zo los te komen van de slavernij van Egypte (de wereld)? Wie is God voor jou en wat vraagt Hij echt van jou? Nader je tot Hem in alle vrijheid of heb je nog last van een bedekking die je jezelf hebt opgelegd of laten opleggen?

Jakobus 4:8 Nader tot God, en Hij zal tot u naderen. Reinig de handen, zondaars, en zuiver de harten, dubbelhartigen!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *